Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [41]Toen kwamen die mannen [42]met hopen tot den koning, en zij zeiden tot den koning: [43]Weet, o koning! dat der Meden en der Perzen [44]wet is, dat geen gebod noch ordonnantie, die de koning verordend heeft, mag veranderd worden. 41. Te weten toen zij zagen dat de koning wankelde en zijn best deed om Daniel uit hunne handen te verlossen en voor het werpen in den kuil der leeuwen te bevrijden. 42. Dus sterk kwamen zij, op hun verzoek des te groter aanzien en vermogen bij den koning hebben zou. 43. Dit spreken zij als dreigende, want de koning wist wel wat der Meden en der Perzen wetten medebrachten, alsook wat er in zijne plakkaten stond. 44. Het was hun niet te doen om het recht of de wet der Perzen staande te houden, maar om Daniel van kant te helpen. Ook was dit een goddeloos recht of wet, want een besluit niet te willen veranderen als de rede zulks vereist, is tirannie; of, den koning en zijnen raad zulke volkomen wijsheid en bestendige rechtvaardigheid toe te schrijven, dat zij in het maken van wetten of besluiten van de gerechtigheid niet konden afwijken of missen, is hen tot goden maken.